-
1 aufmerksam
aufmerksam1 opmerkzaam, oplettend, aandachtig♦voorbeelden:jemanden auf etwas, jemanden aufmerksam machen • iemand op iets, iemand attent makengegen jemanden aufmerksam, jemandem gegenüber aufmerksam sein • attent voor iemand zijn -
2 gefällig
gefällig1 voorkomend, vriendelijk ⇒ gedienstig, attent♦voorbeelden:sich jemandem gefällig erweisen, zeigen • vriendelijk voor iemand zijn, iemand een dienst bewijzenjemandem gefällig sein • iemand een plezier doen4 noch ein Bier gefällig? • wenst u nog een bier(tje)?was ist gefällig? • wat is er van uw dienst?¶ da ist (et)was gefällig! • daar valt wat te beleven! -
3 gegen
gegen〈voorzetsel + 4〉♦voorbeelden:gegen zwölf • tegen twaalven, tegen twaalf uurgegen jemanden gewinnen • tegen, van iemand winnen2 gegen Westen • naar het westen, in westelijke richting4 gegen seinen Vater ist er … • vergeleken bij zijn vader is hij …aufmerksam, freundlich gegen jemanden • attent, vriendelijk voor iemand -
4 alert
adj. gespannen; bereid; waakzaam--------n. alertheid, waakzaamheid; alarm--------v. oppassen; waakzaam zijn; alarm slaanalert1[ ələ:t] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:on the alert (for) • op zijn hoede (voor)————————alert2〈bijvoeglijk naamwoord; alertness〉1 alert ⇒ waakzaam, op zijn hoede2 levendig ⇒ vlug, kwiek♦voorbeelden:————————alert3〈 werkwoord〉1 alarmeren ⇒ waarschuwen, attent maken♦voorbeelden:
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский